MDT EN EVIDENTIE
Soms is de literatuur overweldigend en heb je gewoon nood aan een korte samenvatting. In deze 15 minuten durende video krijg je een samenvatting van een selectie aan literatuur gerelateerd aan de MDT-Mckenzie methode.
Het McKenzie Institute International heeft een video uitgebracht waarin een overzicht wordt gegeven van het wetenschappelijk bewijs voor MDT wat betreft zijn betrouwbaarheid, de prevalentie van bepaalde syndromen en het centralisatie fenomeen, en de effectiviteit van behandeling van de methode in vergelijking met andere benaderingen.
Een volledig overzicht met abstracts van alle literatuur kun je op deze link vinden.
We geven je alvast een korte samenvatting van wat je in deze video kunt terugvinden.
Betrouwbaarheidsstudies:
De betrouwbaarheid van MDT bij de evaluatie van patiënten die zich met aandoeningen van de wervelkolom of de extremiteiten presenteren, hangt af van het opleidingsniveau van de clinici. De betrouwbaarheid is aanvaardbaar voor gediplomeerde beoefenaars en afgestudeerden op niveau van credentialing (Razmjou et al 2000, Kilpikoski et al 2002, Clare et al 2005, Heyder Abady et al 2014, Willis et al 2016) maar niet voor clinici met een lager opleidingsniveau (Wernecke 2018, Garcia 2018). Bovendien moeten er meer artikels worden gepubliceerd over de cervicale wervelkolom en de extremiteiten, aangezien er momenteel een gebrek is aan goede literatuur over dit onderwerp en dus aan voldoende bewijsmateriaal.
Prevalentiestudies:
Prevalentie van de directionel preference:
Het derangement syndroom, één van de subgroep classificatie, komt veel voor bij patiënten met acute lage rugklachten, en is aanwezig bij ongeveer 40% van de patiënten met chronische lage rugklachten (May 2012, 2018). In de cervicale wervelkolom wordt dit verschijnsel bij ongeveer 63% van de patiënten aangetroffen (Edmond 2013, Otero 2015).
Veel auteurs (Long et al, 2004 , Wernecke et al, 2018, May et al, 2018) hebben aangetoond dat de voorkeursrichting (Directionial Preference) om te oefenen een fenomeen is dat wordt aangetroffen bij meer dan 60% van de patiënten met wervelkolom problemen, en bij een groot aantal patiënten met extremiteit problemen (May 2012, Rosedale 2014, Heydar Abady 2014).
Prevalentie van MDT classificaties:
Een studie van May et al, 2019 in samenwerking met 54 MDT-behandelaars op een populatie van 486 patiënten met lage rugpijn, toont een percentage van 73% voor het derangement syndroom, gevolgd door 25% voor de subcategorie van de “anderen” (de niet te classificeren syndromen volgens de MDT methode), en slechts 2% disfuncties syndromen.
In de perifere gewrichten toonden May en Rosedale (2012) een hoge prevalentie van het derangement syndroom aan tussen 35 en 40%, gevolgd door de “andere” subgroep met ongeveer hetzelfde percentage, en dan contractiele disfunctie ongeveer 15%, en ten slotte minimaal het dysfunctie syndroom.
Effectiviteitsonderzoeken
MDT is niet doeltreffender dan andere interventies voor acute problemen gemeten op pijnscores en beperkingen. Voor patiënten met meer chronische pijn hebben talrijke studies (Long e.al. 2004, Petersen e.al. 2011, Albert e.al. 2012) echter de doeltreffendheid van MDT-behandeling aangetoond in vergelijking met andere benaderingen (globale bewegingen, bewegingen tegengesteld aan directional preference (DP), manipulatie enz. MDT-behandeling resulteerde in betere pijnvermindering (rug en/of been), betere terugkeer naar het werk, beter gevoel van verbetering bij de patiënt, verbetering van radiculaire tekenen, op korte, middellange en lange termijn.
Het MDT beschikt ook over een sterke besluitvorming vermogen voor chirurgische interventie. De invoering van de MDT in sommige Deense klinieken heeft geleid tot een vermindering van het aantal operaties met 50% tussen 1997 en 2001 (Rasmussen 2005).
Voor de perifere gewrichten is er een gebrek aan literatuur. Rosedale et al. (2014) toonden echter aan dat het indelen van patiënten met ernstige knie-OA in subgroepen resulteerde in betere uitkomsten (de derangement syndroom groep had zeer goede uitkomsten vergeleken met de controlegroepen).
Bovendien werd het gebruik van MDT geassocieerd met een afname van bepaalde psychosociale factoren zoals angst-vermijding, depressieve symptomen en ook verbeterde gevoelens van self-efficacy (Kuhnow et al. 2021).
Tenslotte is de doeltreffendheid van het centralisatie fenomeen in talrijke studies aangetoond en wordt deze geassocieerd met een goede prognose voor de patiënt. De aanwezigheid van het centralisatie fenomeen wordt geassocieerd met een daling van het aantal operaties, psychosociale factoren, pijn en invaliditeit. Het zoeken naar pijn centralisatie wordt zelfs sterk aanbevolen in de APTA richtlijnen, met een graad A aanbeveling.
In een onderzoek uit 2016 (Stykes et al.) scoorde het MDT-systeem het hoogst in vergelijking met andere classificatiesystemen voor de beoordeling en behandeling van patiënten met radiculaire pijn op het gebied van validiteit en betrouwbaarheid.